Haar handen trilden terwijl ze de kassa openmaakte. “Schiet op!” klonk het luid. Ze zag alleen de felblauwe ogen, de rest van het gezicht van de overvaller was bedekt met een zwarte windkraag en een dikke wollen muts. In zijn lage stem meende Myrthe een licht Gronings accent te horen. Zijn ogen keken streng, in zijn handen een pistool. Hij stond onrustig te ijsberen. Myrthe moest tot drie keer toe de code invoeren voordat ze de kassa open kreeg. Met trillende handen haalde ze er een stapel briefjes uit. Het was bij elkaar niet meer dan 200 euro.
De klok van de kerktoren sloeg zes keer. De laatste klant was net vertrokken, ze hield de deur nog open voor de man van buiten. Zijn muts viel niet eens zo erg op, gezien het buiten -5 graden was en het flink sneeuwde. Na haar gebruikelijke vraag: “Kan u helpen meneer?”, richtte hij het pistool op haar en dwong Myrthe de kassa op te maken. Haar collega Linda was net naar boven gelopen om de handdoeken in de wasmachine gooien. Zou ze weten wat er beneden aan de hand was?
Ze overhandigde het briefgeld aan de man. Myrthe zag dat zijn linkeroog een beetje trok. De hand waarmee hij het pistool vasthield ging een paar centimeter omlaag, terwijl hij het geld aannam. “Doe een stap naar achteren!” riep de man. Myrthe deed wat haar gezegd werd. Ze liet de kassa open staan, de lege zwarte vakken staarden haar aan. Ze hield haar handen omhoog, denkend aan alle films waarin gezegd werd dat handen omhoog ‘niet schieten’ betekende. “Is dit alles?” vroeg de man, terwijl hij voorzichtig over de toonbank leunde om in de kassalade te kijken. “Bij de kapper pinnen mensen vaak,” zei Myrthe ongevraagd. De overvaller riep verontwaardigd: “Heb ik weer!”
Hij liet het pistool zakken en krabde aan zijn hoofd. “Wat een rot dag!” Myrthe was al vijftien jaar kapster en uit gewoonte vroeg ze meteen aan de overvaller ‘waarom’. “Ik ben vanochtend ontslagen, ze hadden dit pistool gevonden. Ik ben al jaren lid van de schietclub. Ik was hem vergeten in mijn tas en moest hem terugbrengen, wilde dat na het werk doen. Nou, ze geloofden mij niet, dus ik kon mijn spullen pakken.” De overvaller keek niet langer naar de kapster, hij staarde naar buiten. “Alsof dat nog niet genoeg was, kom ik thuis, ligt mijn vrouw met een ander in bed!” “Dat meen je!” reageerde Myrthe, serieus verbaasd door de hoeveelheid pech dat deze man had. “In plaats van dat ze geschrokken was, moest ze heel hard lachen. Ze bleek al jaren een relatie met die ander te hebben. Ze heeft al ons geld via zijn bedrijf naar het buitenland gesluisd. En natuurlijk zijn we in gemeenschap van goederen getrouwd, dus als we nu scheiden… Ik had nog twee euro in mijn broekzak.”
De gietijzeren emmer rolde nog een paar seconden over de grond. De overvaller viel ernaast, met een harde plof. Een straal bloed stroomde richting de voeten van kapster Linda, haar armen nog uitgestrekt van de harde klap die ze net had gegeven. “Die heeft inderdaad een rot dag,” zei Myrthe droog.