“Mevrouw Noordzij, wakker worden!”
Mijn krakende stem lijkt vandaag zachter dan ooit: “Nog een half uurtje.”
“Mevrouw, u wordt altijd om tien over zeven geholpen.” Ik heb m’n ogen amper open, maar de zuster heeft haar armen al om mij heen geslagen en tilt me overeind naar de rand van het bed. Ik kreun als ze mij omhoog helpt in mijn sloffen. “Rustig aan!” roep ik, bozer dan bedoeld.
“Sorry mevrouw Noordzij.” Met kleine stapjes lopen we gearmd naar de badkamer. De zuster helpt met uitkleden. Waarom kan ik mijn armen niet meer strekken? Als ik naakt op de douchestoel ga zitten, loopt de zuster weg. Ik kijk naar mijn naakte lichaam, vol rimpels, haren en vlekken. Is dit mijn lijf?
“Ik ga de medicijnen klaarzetten!” zegt de zuster vrolijk. Blijkbaar ben ik de enige met een ochtendhumeur. Luid gapend kijk ik om me heen, op zoek naar de washand.
“Verdorie, de washand ligt nog op de wastafel!” De zuster reageert niet. Ik gooi een klodder vloeibare zeep onder mijn oksel. Als de oksels schoon zijn, komt de zuster weer binnenlopen.
“Bent u bijna klaar? Ik vind het erg knap dat u zichzelf wast.” Ik duw met veel moeite mijn mondhoeken omhoog en kraak er een ‘dank je wel’ uit. Knap? Vroeger kon ik op één been tegelijk mijn haren wassen en benen scheren. Nu doe ik tien minuten over alleen mijn oksels wassen.
“Ik wil mijn haren nog wassen.” De zuster kijkt zorgelijk. “Zal ik u helpen?” Ik schud mijn hoofd. Ze glimlacht: “Vooruit dan maar. Ik kom over vijf minuten terug.” Met immense pijnen beweeg ik mijn handen vol shampoo richting m’n hoofd. Na twee seconden masseren, spoel ik de shampoo uit. “Het is gelukt,” zeg ik weer krakend. Voorzichtig helpt de zuster mij uit de natte cel. En daar sta ik, naakt voor een wildvreemde, vijftig jaar jonger, zo kwetsbaar. Ik kan amper staan, mijn rug voelt gebroken en zo ook mijn ziel.
De zuster kleedt mij aan. Ik zit op het bed en ze doet mijn schoenen aan. Ik ben niets meer van wie ik was. “Smeert u een broodje? Dan zie ik u straks bij de bingo!” Ze vertrekt. Een diepe zucht verlaat mijn lichaam. Ik laat me achterover vallen op het bed. Bekijk het maar, ik ga weer slapen.
“Mevrouw Noordzij, wakker worden!”