Gisteren werd de longlist van de Lowlands schrijfwedstrijd bekend gemaakt. Ik stond er niet op. Om het verhaal niet helemaal verloren te gaan (ik ga hem niet nogmaals gebruiken), plaats ik hem op de blog. Het is waarschijnlijk wat te lang voor een blog, haha. Voor kritische lezers: wie van jullie wil de volgende keer proeflezen? Want ik heb de smaak te pakken, lijkt mij leuk om aan nog meer schrijfwedstrijden mee te doen.
Ademnood
Door Marleen de Roo
Als ik de dokter hoor praten, heb ik het gevoel dat het over iemand anders gaat. Niet over de persoon die ik iedere ochtend in de spiegel zie als ze mascara aanbrengt, standaard meer naast haar wimpers dan er op. Niet de persoon die elke dag weer een rimpel meer heeft. Niet de persoon die vorige maand nog zwaar aangeschoten over de schutting van de buren klom, omdat ze vroeger zo lenig was. Mijn lichaam heeft inmiddels wel meer gebreken. Het gebrek aan strakke buikspieren of putloze benen. Maar mijn lichaam heeft een goed werkend hart. En daarom is het verdomde erg dat dit hart wordt geteisterd door een snelgroeiende tumor en uitzaaiingen.
Daar zit ik dan. Op dezelfde stoel waar ik al 15 jaar zit, waar babyspuug en mijn gebrek aan plafond-verf-skills, ervoor hebben gezorgd dat hij tweemaal opnieuw gestoffeerd moest worden. Waar ik sjaals heb gebreid, een poging tot in ieder geval. Waar ik een jaar van mijn leven televisie heb gekeken, tientallen boeken heb gelezen en meer dan één keer de liefde op heb bedreven.
Dirk kijkt naar mij, op een manier die ik slechts eenmaal eerder heb gezien. Dat moment, bijna 5 jaar geleden, toen hij mij vertelde dat mijn vader was overleden. Hij beet op zijn lip toen hij het nieuws vertelde. Zijn ogen waren klein en vol tranen. En nu kijkt hij weer met die nare mengeling van verdriet en shock. Zijn lippen die de woorden: “Dit kan niet, dit kan niet”, blijven herhalen. Terwijl zijn ogen verraden dat hij beseft wat er gebeurt. Het besef dat ik doodga. En niet over 45 jaar, zoals we hoopten, maar binnen een paar maanden.
Mijn dochters reageren erg verschillend op het nieuws. Mijn oudste Merel roept dat ik moet vechten. De artsen hebben vast ongelijk, ik zie er nog zo gezond uit. Jessie is vooral erg verdrietig. Heb je ooit een meisje stil zien huilen? Zo ontroerend, dat zachte gesnik en die lege ogen. Het doet mij zoveel pijn mijn meisjes zo te zien. Ik durf niet te spreken, bang voor de woorden die over mijn lippen zullen komen. Dertien jaren stonden in het teken van mijn dochters. Al mijn tijd en liefde waren voor het tweetal. Lieve Dirk, ik dacht altijd dat onze tijd wel zou komen. Dat we samen die lang gekoesterde reis door Azië zouden maken.
Ik kan het mij nog goed herinneren. De dag dat Dirk en ik het Chinese Nieuwjaar vierden in de stad. We vielen nogal op tussen de Chinese jongeren. Ik met mijn lange blonde haren, Dirk met zijn 1 meter 90. Met zijn donkere haren en felblauwe ogen. Ik sprak hem aan, moedig geworden door drank. Hij bleek dezelfde band met Azië te hebben als ik. Dol op de Chinese cultuur, het Indonesische eten en de sfeer van Tokio. De gekke lolita meisjes vond ik waanzinnig, hij had meer met de gadgets. Het eerste moment dat hij mij zoende was heerlijk. Ik stond op de trappen, zodat ik zijn lippen kon raken. Dat was meteen het moment dat we gingen sparen. Sparen voor onze droomreis naar Indonesië, China en Japan.
Dirk zou later een oldtimer kopen van een automerk dat ik toch telkens vergeet, want ik geef niet om auto’s. Hij wel. We hebben nog zoveel dromen. Dirk, ga leven, blijf leven, voor jou gaat het verder. Koop die auto en ga rijden, rijden tot je een plek vindt waar je je veilig voelt. Ik hou van je, onwijs veel, oneindig veel. Zoveel, tot de maan en terug. 93 rondjes om de zon. Zoveel.
Merel legt onze iPad op mijn schoot en laat mij artikelen lezen over alternatieve geneeswijzen. “Bij hem maken ze een cocktail van kruiden. Voor elk persoon een andere, want niemand is gelijk. Kijk mam, deze mensen waren ook opgegeven!” Ze wijst naar een foto, overduidelijk een stockfoto, maar ik durf het niet te vertellen. Ze weet gelukkig niet wat een stockfoto is. Hoe bijzonder is het dat mijn meisje zo handig is met het internet, maar hoeveel angsten had ik haar kunnen besparen als ze geen internet kende. Ik heb haar geprobeerd leed te besparen, mijn keuzes stonden in teken van anderen. Mijn leven komt later wel. Dacht ik.
Leven kan misschien niet meer, maar een keuze heb ik wel. Een keuze om te bepalen wat ik wil. Kiezen voor behandelingen die volgens de arts een zeer kleine kans hebben om te werken. Je wint er tijd mee, maar de pijn zal erger worden. Mijn haren zullen verdwijnen. Wat ben ik ook een mietje, het verlies van mijn haren lijkt mij rampzalig. Ik wil niet ziek zijn van de chemo. Ik wil geen vergif in mijn lichaam spuiten. Als ik daar aan denk word ik misselijk. Letterlijk, bedenk ik mij net op tijd als ik naar de wc ren.
Terwijl ik boven de wc pot hang, probeer ik positief te denken. Denken in mogelijkheden, niet in beperkingen. Waar is die vrouw die zich na elke tegenslag, groot en klein, weer ophees om verder te gaan? Er is een kleine kans op overleving. Een kleine kans is een kans. Kans. Keuze. Wat is mijn keuze, wat bepalen artsen, wat wil Dirk? Ik raak verstrengeld in mijn gedachten en loop terug. De meisjes knuffelen mij, ze geven mij pepermuntjes en water. Ik glimlach en open mijn mond. Mijn stem klinkt anders, maar is kraakhelder en duidelijk: “Ik wil leven. Ik wil leven, maar zolang mijn lichaam het wil. Ik wil niet behandeld worden. Ik wil dat we samen gaan genieten, leven. Totdat mijn lichaam niet meer wil. Dan wil ik thuis liggen en langzaam met morfine in slaap gebracht worden. Jullie moeten niet luisteren naar dat akelige geluid als mijn longen zich vullen met vocht. Dan moeten jullie samen herinneringen ophalen, foto’s uitzoeken, mijn lievelingsfilms bekijken. Totdat de zuster zegt dat het tijd is. Dat is mijn laatste wens, mijn keuze.”
Ik zie ze huilen en ik slik. Mijn keuze, is het een egoïstische keuze voor een vrouw die jarenlang voor anderen leefde? “En de kinderen dan?” vraagt Dirk zachtjes. Hoe zacht ook, Merel hoort haar vader: “Ja, wij dan? Ik heb mijn moeder nodig! Ik meende het niet toen ik zei dat je stom was, mam! Echt niet! Je moet leven! Je moet vechten! Waarom wil je niet vechten?” Ze rent weg, gooit de deur zo hard dicht dat er scheuren in het kozijn verschijnen. Jessie kruipt bij mij op schoot. Begrijpt ze het allemaal wel? Is ze als elfjarige misschien nog te jong voor dit gesprek? Ze pakt mijn armen en drukt ze om haar kleine lichaam. “Net als vroeger”, fluistert ze. Mijn lippen beginnen te trillen. Dirk staat op en neemt haar mee naar boven. “Mama en ik gaan even praten.” “Alles komt goed, toch pap?” vraagt Jessie. Het zinnetje ‘ alles komt goed’, waarmee Dirk zowel mij als de kinderen altijd weer rustig weet te krijgen. Dit keer antwoordt hij niet, maar geeft Jessie een kus. Ze huilt weer.
Ik zie mezelf nog zitten voor de kist van mijn vader. Verdrietig, omdat ik hem nooit meer zal knuffelen. Nooit meer advies kan vragen. Nooit meer samen op het terras Belgische biertjes drinken. Nooit meer samen politici afkraken. Nooit meer zijn donkere stem door de telefoon. Nooit meer.
En er was woede, zoveel boosheid. Hoe kon hij ons zo achterlaten? Zijn vrouw, zijn kleinkinderen en mij, vooral mij! Waarom leefde hij niet gezonder? Waarom heeft hij zo hard gewerkt, niet meer tijd voor ons gehad?
En nu ben ik die persoon die mijn kinderen deze ranzige mix van emoties wil aandoen. Inclusief de teleurstelling dat ik niet wil vechten. Ik voel het verdriet, ik begrijp de woede. Ik begin te huilen, hard. Gefrustreerd dat ik geen kansen krijg, maar slechts opties. Zoals Dirk zou zeggen: “Alsof ik geen Audi kan betalen, maar alleen het logo kan krijgen.” Ik wil hoop. Mijn hele leven heb ik geleefd met angst. Angst dat de mensen waar ik van hield dood zouden gaan (en dat gingen ze). Angst dat mijn kinderen pijn zouden hebben (dat kregen ze). Angst voor wat zou kunnen gebeuren, angst voor wat niet zou kunnen gebeuren. Angst voor de toekomst. En nu voel ik mij niet meer bang. Boos ben ik wel. Verdrietig, absoluut. Maar ik heb geen angst meer, mijn toekomst is zo helder nu. De dood, dat is wat voor mij ligt.
Dirk pakt mijn gezicht hardhandig beet en dwingt me hem aan te kijken. Hij drukt zijn lippen stevig op de mijne. Dan kijkt hij mij weer aan. “Ik hou van je, Loes. Ik hou verdomme van je!” Ik huil nog steeds. “Ik hou van jou, 93 rondjes om de zon, zoveel”, antwoord ik. “En terug.” Hij kust me nogmaals en knielt voor mij neer. “Ik wil niet dat je doodgaat.” Ik schud mijn hoofd. “Ik ook niet! Maar…” Hij legt zijn wijsvinger op mijn lippen. “Maar ik wil je ook niet zien lijden. Overgeven van de chemo, steeds meer pijn, steeds meer pijnstillers. Duizelig van de pijnstillers. Doodgaan betekent niet meer leven. Maar kan je leven, liggend op bed, wel een leven noemen? Of is dat levend dood?” Ik veeg de tranen weg.
“Deze keer is het jouw keuze, jouw laatste keuze.” Het is even stil. Geen akelige stilte, geen stilte vol nare gedachten. Ik hoor zijn hart kloppen, ik voel de mijne sneller gaan. Ik hoor zachtjes getik van de regen die de zonnige dag verdrijft. Alsof moeder natuur ook verdriet heeft. Een aangename stilte, warm en liefdevol. “Fuck die leerplicht, we gaan op reis naar Azië. Of je nou hier doodgaat of daar.” Ik blijf sprakeloos. Ik ga voor Dirk zitten en sla mijn armen om hem heen. Zo geborgen, zo veilig. Hoe onze handen elkaar makkelijk vinden. Ik druk mij dicht tegen hem aan en voel zijn warmte. Die warmte die mij zelfs tijdens de meest koude winternachten in vuur en vlam kregen. Mijn eigen kacheltje. Onze lichamen passen perfect in elkaar bij een knuffel. Als het laatste puzzelstukje dat de hele puzzel compleet maakt. Als yin en yang. Hij fluistert in mijn oor: “Alles komt goed.”